Standvastig

Op mijn kantoor heb ik drie prachtige boeken in de boekenkast liggen. Drie boeken van Brand Overeem met verhalen van unieke mensen uit de vorige eeuw.

Hierin wordt hun wonen en werken op de vaak schrale Veluwse grond uitgebreid uit de doeken gedaan. Hun eenvoud, hun armoede en hun afhankelijkheid van de natuur spelen een belangrijke rol. Unieke mensen die leefden zonder luxe en verspilling, veelal zelfvoorzienend op hun eigen stukje grond. Eenzaamheid was hun niet vreemd. Uren kan ik door die boeken bladeren, turend naar de foto’s van toen. Een vervallen boerderijtje in het bos; een boerin tussen de kippetjes; een korenschoof op het land en ga zo maar door. Wat zou ik daar graag even tussendoor scharrelen. Wat ontzettend jammer dat die wereld verdwenen is.

Anno nu worden wij ook geconfronteerd met de Everts en Giesen uit deze tijd. We ontmoeten ze in de complexen waaraan we werkzaam zijn. Ze zitten alleen achter hun HR++ glas en kijken naar de wereld die aan hen voorbij trekt. Af en toe ontstaat er een praatje. Die ene keer aan de deur met een oud-Indiëganger. Dan een gesprekje op een bank met een gepensioneerde NS-medewerker. Veertig lange dienstjaren, en nu rondkomen van netto 400 euro per maand. Of die mevrouw in de Rotterdamse wijk Spangen. Toen zij er ging wonen met haar man was het een statige wijk. Haar gezin is hier opgegroeid. Nu is haar man overleden en zijn de kinderen het huis uit. Alleen overgebleven. De poepluiers van vijfhoog liggen onder haar balkonnetje. Of die dame in Delft. ’s Morgens puzzelt ze aan het tafeltje aan de galerijkant; ‘s middags puzzelt ze verder aan het raam aan de balkonkant. De passanten zijn de enigen die ze ziet op een dag. Haar buren kent ze niet. Eenzaamheid en armoede zijn ook deze mensen vaak niet vreemd.

Met een schuin, nostalgisch oog op de boekenkast snel ik ’s morgens de koppen van een Financieel Dagblad. Waar de leefwereld vroeger bestond uit een overzichtelijk stukje grond, hebben we het nu alleen nog maar over Europa. Waar vroeger een boertje niet wilde profiteren van het Ziekenfonds, vliegen nu de miljarden ons om de oren. Het beschikbare geld lost alle problemen niet op. Krakende vrijheden; mopperende Nederlanders; enorme vluchtelingstromen. Dan denk ik bij mezelf: “Wat zou Evert hier van vinden?” Of Gies Prophitius? Of Gerrit van Baren, een oude Harderwijkse ondernemer. Misschien was hij toen zijn tijd al ver vooruit als hij zegt (na een aantal biertjes): “Ik kan wel huilen als ik aan de wereld denk.” De tegenstellingen zijn enorm. En feitelijk gerealiseerd in een kort tijdsbestek van enige tientallen jaren. En de veranderingen blijven maar doorgaan. Het is dagelijks niet meer bij te houden en feitelijk niet meer te overzien.

Maar in al dit geweld om ons heen, is er toch een onveranderlijkheid. Ik hou erg van de psalmen. En in dit geval vooral die laatste twee zinnen uit psalm 119 vers 45;

O HEER, Uw woord bestaat in eeuwigheid, daar ’t hemelheir zich schikt naar Uw bevelen; In Uwe trouw, zo gunstig toegezeid, zal elk geslacht, ja ’t eind der eeuwen delen; Deez’ aard’ is hecht door Uwe hand bereid; Haar stand blijft vast, al wiss’len haar tonelen.

Gelukkig maar zo.